De Duitse nationaliteit van de Oostenrijker, Hitler
DUTCH Page - Pierre's Column d.d. 20 maart 2007
Onlangs ( maart 2007
) diende Isolde Saalman, een sociaal democratische afgevaardigde van de Duitse deelstaat Nieder Sachsen, een wetsvoorstel in om postuum het Duitse staatsburgerschap te ontnemen aan Adolf Hitler. Bij mij roept dit nieuwtje onmiddellijk de vraag op: hoe zat dat ook alweer met de Duitse nationaliteit van de Oostenrijker, Hitler?
Op 20 april 1889 wordt Hitler thuis geboren in “Gasthof zum Pommer” in het Oostenrijkse plaatsje, Braunau. Het beroep van Hitler’s vader Alois, douanebeambte, laat het gezin voortdurend binnen Oostenrijk verhuizen, naar Passau, Linz, Lambach, Leonding en weer terug naar Linz. Voor Adolf Hitler zelf zou Linz altijd het middelpunt vormen van zijn jeugdherinneringen. In 1907 vertrekt Hitler op 18-jarige leeftijd naar de Oostenrijkse hoofdstad Wenen. De Weense Academie voor Beeldende Kunsten wijst Hitler af voor zijn toelatingsexamen. Daarna ambieert Hitler het beroep van architect om vervolgens nog eens door de Academie afgewezen te worden. Hitler blijft in Wenen rondhangen, terwijl hij morsige schilderijtjes schildert om rond te komen. Uiteindelijk belandt Hitler, als een zonderlinge “Einzelganger”, berooid in het “Asyl Für Obdachlosen” .
De Oostenrijks Hongaarse Dubbelmonarchie van Keizer Franz Joseph had in 1907 het Algemeen Kiesrecht ingevoerd, dat de Duitstaligen hun traditionele meerderheid in het parlement had ontnomen. In de Balkan, maar ook in het parlement, roerden zich tal van nationalistische groeperingen, die zich wilden afscheiden van het Keizerrijk.
Als jongeman ontwikkelt Hitler in dit roerige Wenen zijn zogenaamde “Weltanschauung”, een mix van de onder Duitstaligen populaire gedachte van het Pan Germanisme, antisemitisme, en Nietzsche’s filosofie over de “Deutsche Übermensch”.
Op 25 mei 1913 vlucht Hitler naar het Beierse München. Hij “verhuist” niet zomaar uit het “Rassenbabylon” van Wenen vanwege zijn afkeer van de “pro Slavische politiek van Franz Joseph”, maar juist omdat hij op de vlucht is voor de autoriteiten van Linz wegens ontduiking van de dienstplicht. Na veel brievenschrijverij verschijnt Hitler dan eindelijk toch voor de dienstplichtkeuring in Salzburg om vervolgens afgekeurd te worden wegens zijn zwakke gesteldheid.
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog meldt de Oostenrijker Hitler zich op 5 augustus 1914 vrijwillig voor inlijving in het Beierse leger. In de overmoedige sfeer van die eerste oorlogsdagen heeft geen enkele Beierse wervingsofficier eraan gedacht om Hitler naar zijn nationaliteit te vragen. Hitler wordt ordonnans in het “List”-regiment.
Na de Eerste Wereldoorlog blijft Hitler tot 1920 bij de “Reichswehr” hangen in het woelige naoorlogse München. Kapitein Karl Mayr recruteert Hitler in 1919 als “Vertrauensmann” voor zijn “Nachrichtenabteilung Ib/P’’. Mayr’s afdeling organiseert sprekerscursussen voor zijn “Propagandaleute”, zoals Hitler, die de manschappen moeten indoctrineren in anticommunistische en nationalistische opvattingen.
In 1919 sluit Hitler zich aan bij de “Deutsche Arbeiter Partei” van Drexler en Harrer, om deze partij in 1923 na een interne coup over te nemen onder de naam van de Nazional Sozialistische Deutsche Arbeiter Partei. In 1924 stellen de Beierse autoriteiten een onderzoek in vanwege de mislukte “Bierkeller Putsch” van 1923 en Hitler’s verzoek om de Duitse nationaliteit. De commissie komt tot de conclusie dat Hitler in 1914 per vergissing in het Beierse leger is toegelaten, en dat hij eigenlijk teruggestuurd had moeten worden naar Oostenrijk.
Na zijn vervroegde vrijlating uit de gevangenis in Landsberg in 1924 lukt het Hitler maar niet om zijn “Staatsangehörigkeit” te verwerven. In 1932 vindt een van Hitler’s naaste medewerkers een bureaucratische constructie om Hitler het Duitse staatsburgerschap te laten krijgen. Via invloedrijke, machtige vrienden benoemt men de Oostenrijker Hitler tot Duits ambtenaar, “Regierungsrat”, bij het kadaster van Braunschweig in Nieder Sachsen, waardoor hij automatisch het Duitse staatsburgerschap verwerft en houdt.
Vanwege de komst van de topconferentie van de G8-landen in juni 2007 woedt er deze dagen in Bad Doberan (Mecklenburg) aan de Oostzeekust, een discussie over de intrekking van Hitler’s ereburgerschap van de stad.
Helpt al die politieke correctheid over Hitler’s staatsburgerschap nu werkelijk om de plaatsvervangende, collectieve schaamte van de moderne Duitsers te verzachten? Of getuigt deze postume symboolpolitiek van een verlangen naar collectieve geruststelling? Of een vorm van ontkenning, zoals: “De ergste Duitscher aller tijden was gelukkig toch geen Duitser, maar een Oostenrijker.”?
Pierre
Bron
o.a.:
o.a.: Ian Kershaw’s eerste deel van
de tweedelige biografie “Hitler”; “Hitler
1889-1936: Hoogmoed”. ISBN 90-274-9993-4.










